Hoofdstuk 1 - Inleiding
De Wet op het overleg huurders en verhuurder (hierna: Wohv) regelt sinds 1998 de relatie tussen verhuurders en hun huurders, huurdersorganisaties en bewonerscommissies.1 Het doel van de wet is om te voorkomen dat de rechtspositie van huurders verzwakt raakt in de huurmarkt en dat partijen op een gelijkwaardige wijze met elkaar kunnen overleggen door procedurele regels te stellen voor goed overleg tussen huurders en verhuurder.2
In de Wohv zijn rechten en plichten opgenomen voor de verhuurder, huurders, huurdersorganisaties en bewonerscommissies. Het gaat bijvoorbeeld om het recht op informatie, het recht op overleg over beleidsvoornemens en de plicht voor een verhuurder om huurdersorganisaties en bewonerscommissies te betrekken bij het beleid over het beheer van de woongelegenheden. Op deze manier krijgen huurders meer zeggenschap over hun woning en (de kwaliteit van) hun leefomgeving. Bij geschillen kunnen de georganiseerde huurders en de verhuurders dit voorleggen aan de Huurcommissie of de kantonrechter. Hierbij geldt dat beide instanties voor dezelfde onderwerpen bevoegd zijn.
1 Kamerstukken II 1994/95, 20 691, nr. 3.
2 Kamerstukken II 2000/01, 27 559, nr. 2 en Kamerstukken II 206/07, 30 856, nr. 3.
1. Juridisch kader
De bevoegdheid voor de Huurcommissie om uitspraak te doen over geschillen die voortvloeien uit de Wohv volgt uit art. 4a Uhw jo. 19a Uhw. De Huurcommissie doet uitspraak in geschillen over
- het voeren van overleg en het verschaffen van informatie zoals neergelegd in de Wohv;
- de zorgplicht die de verhuurder heeft ten aanzien van de bewonerscommissie ter bevordering van de werkzaamheden van de commissie;
- kostenvergoeding van een huurdersorganisatie en
- overige verplichtingen die voortvloeien uit de wet.
De Huurcommissie spreekt in haar uitspraak uit of een schending van de Wohv heeft plaatsgevonden. Verder kan de Huurcommissie, bij een schending van de Wohv, de uitvoering van het beleid opschorten, totdat het verzuim is hersteld, indien het geschil betrekking heeft op een voorgenomen beleid van de verhuurder. De Huurcommissie kan ook bepalen dat een beleidswijziging van een verhuurder niet mag worden uitgevoerd indien: 1) dat besluit afwijkt van het gegeven advies van de huurdersorganisatie of bewonerscommissie en 2) wanneer de verhuurder de afwijking niet voldoende heeft onderbouwd of wanneer de Huurcommissie oordeelt dat de verhuurder in redelijkheid niet tot afwijking van het advies had kunnen komen.
2. Opbouw
De opbouw van het beleidsboek is als volgt. In hoofdstuk 2 worden de partijen die betrokken zijn bij een geschil, dat voortvloeit uit de Wohv, nader beschreven met daarbij de bijbehorende wettelijke vereisten. In hoofdstuk 3 komen de wettelijke rechten en verplichtingen uit de Wohv aan bod. In hoofdstuk 4 wordt het toetsingskader van de Huurcommissie nader uitgelegd. En in hoofdstuk 5 worden de procedurele regels inzichtelijk gemaakt.