Hoofdstuk 5 – Huurverhogingsbeding
Dit hoofdstuk gaat over huurverhogingen op basis van een huurverhogingsbeding. Een huurverhogingsbeding is een bepaling in de huurovereenkomst die contractueel de jaarlijkse huurverhoging regelt. Er is dan in de huurovereenkomst opgenomen op welke wijze, op welke datum en met welk percentage (of bedrag) de kale huurprijs jaarlijks zal worden verhoogd. In paragraaf 5.1 staat een uitleg over de procedure met betrekking tot huurverhogingen voor huurwoningen in de vrije sector en voor ligplaatsen van woonboten. In paragraaf 5.2 staat een uitleg over de procedure met betrekking tot huurverhogingen voor huurwoningen in de middensector. Voor al deze categorieën kan alleen een huurverhoging worden doorgevoerd als partijen in dat kader een huurverhogingsbeding in het huurcontract zijn overeengekomen.
5.1 Huurverhogingsbeding vrije sector en ligplaatsen woonboten
Deze paragraaf geeft uitleg over de procedure met betrekking tot een huurprijsverhoging op basis van een huurverhogingsbeding voor zelfstandige huurwoningen in de vrije sector en voor ligplaatsen van woonboten.
Een huurverhogingsbeding is een bepaling in de huurovereenkomst die contractueel de jaarlijkse huurverhoging regelt. Er is dan in de huurovereenkomst opgenomen op welke wijze, op welke datum en met welk percentage (of bedrag) de kale huurprijs jaarlijks zal worden verhoogd. Als de jaarlijkse huurverhoging boven het wettelijk maximum uitkomt, of boven het percentage dat partijen in het huurcontract zijn overeengekomen, dan kan huurder binnen vier maanden na de ingangsdatum van de huurverhoging een procedure bij de Huurcommissie starten. Huurder is verplicht om bij het indienen van het verzoek bij de Huurcommissie een kopie mee te sturen van het huurcontract. Onderstaand worden allereerst de termen vrije sector en ligplaatsen van woonboten nader uitgelegd.
Woningen in de vrije sector (huurcontracten met een geliberaliseerde huurprijs, afgesloten voor 1 juli 2024)
Met ingang van 1 mei 2021 geldt voor huurwoningen in de vrije sector een maximum aan de jaarlijkse huurverhoging, met als doel om huurders in de vrije sector te beschermen tegen te hoge huurstijgingen.96 De regeling geldt vooralsnog tot 1 mei 2029.
Woningen in de vrije sector zijn huurcontracten die vóór 1 juli 2024 (de inwerkingtreding van de Wet betaalbare huur) zijn gesloten en waarvan de aanvangshuurprijs boven de liberalisatiegrens ligt.5 Om te kunnen bepalen of een huurwoning in de vrije sector valt, is de (kale) aanvangshuurprijs en de bij aanvang geldende liberalisatiegrens bepalend. De liberalisatiegrens wordt ieder jaar aangepast. Zie bijlage I voor een overzicht van de liberalisatiegrenzen. De huurprijs kan in twee gevallen zijn geliberaliseerd:
- Als de huurovereenkomst betrekking heeft op een zelfstandige woning99 die op of na 1 juli 1994 is verhuurd, met een kale aanvangshuurprijs die boven de toen geldende liberalisatiegrens lag.
- Als de huurovereenkomst betrekking heeft op een zelfstandige nieuwbouwwoning die voor het eerst op of na 1 juli 1989 is bewoond, met een kale aanvangshuurprijs die boven de toen geldende liberalisatiegrens lag.100
Het kan voorkomen dat de huidige kale huurprijs lager is dan de liberalisatiegrens, bijvoorbeeld omdat een tijdelijke huurverlaging of huurbevriezing is toegepast. Dit doet niet af aan het feit dat nog steeds sprake is van een geliberaliseerde huurprijs als de aanvangshuurprijs boven de bij aanvang geldende liberalisatiegrens lag, aangezien de (aanvangs)huur aan het begin van het huurcontract bepalend is voor de contractvorm. Let wel: een onzelfstandige woning, ongeacht de huurprijs, kan niet als een vrijesectorwoning worden aangemerkt. Een onzelfstandige woning valt namelijk automatisch in de sociale sector.
Het doorvoeren van een huurverhoging in de vrije sector is slechts mogelijk als partijen in dat kader een huurverhogingsbeding in het huurcontract zijn overeengekomen. Als partijen geen huurverhogingsbeding in de huurovereenkomst zijn overeengekomen, dan is een huurverhoging niet mogelijk en dan is het verzoek bij de Huurcommissie niet-ontvankelijk. Als een verhuurder een hogere jaarlijkse huurverhoging in rekening brengt dan het wettelijke maximum, of hoger dan het percentage of bedrag dat partijen in het huurcontract zijn overeengekomen, dan kan de huurder binnen vier maanden na de ingangsdatum van de huurverhoging (de datum zoals opgenomen in het huurverhogingsbeding in het huurcontract) een procedure starten bij de Huurcommissie.
Woningen in de vrije sector (afgesloten op of na 1 juli 2024)
De procedure voor woningen in de vrije sector waarvan het huurcontract is afgesloten na 1 juli 2024, is gelijk aan de procedure voor woningen in de vrije sector. Woningen in de vrije sector zijn huurcontracten die op of na 1 juli 2024 (de inwerkingtreding van de Wet betaalbare huur) zijn gesloten en waarvan de huurprijs boven de vrijesectorgrens valt. De vrijesectorgrens is gemaximeerd op een huurprijs die gelijk staat aan 186 punten. Een woning met een huurprijs die hoger is dan 186 punten valt dus in de vrije sector. Een onzelfstandige woning kan, ongeacht de huurprijs of het aantal punten, niet als een woning in de vrije sector worden aangemerkt. Een onzelfstandige woning valt namelijk automatisch in de sociale sector.
Huurverhogingsbeding ligplaats woonboten
Per 1 juli 2022 is de Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met het verbeteren van de huurbescherming voor huurders van ligplaatsen in werking getreden.101 Onder ligplaats wordt verstaan een plaats in het water bestemd voor het afmeren van een voor bewoning bestemd drijvend object.102 Per 1 juli 2022 geldt, op gelijke wijze als voor huurwoningen in de vrije sector, ook voor ligplaatsen een maximum aan de jaarlijkse huurverhoging, mits de huurovereenkomst na de inwerkingtreding van de genoemde wetgeving (lees na 1 juli 2022) is gesloten.103 Voor huurovereenkomsten van ligplaatsen die voor 1 juli 2022 waren gesloten, is de nieuwe regeling pas twee jaar na inwerkingtreding van de wet van toepassing. Huurprijzen van ligplaatsen voor woonboten zijn altijd geliberaliseerd, ongeacht de aanvangshuurprijs en ongeacht de ingangsdatum van de huurovereenkomst.9
96 Stb. 2021, 194, 213. Deze wet is per 1 mei 2024 verlengd.
5 Huurders met een huurcontract welke voor 1 juli 2024 is gesloten en met een huurprijs boven de liberalisatiegrens / lage- of middenhuurgrens, maar met een kwaliteit die eigenlijk onder de lagehuurgrens ligt, kunnen na één jaar na de inwerkingtreding van de Wet betaalbare huur een verzoek ex artikel 7:254 BW indienen om op basis van het aantal kwaliteitspunten de huurprijs en het bijbehorende segment te laten wijzigen.
6 Zie art. 7:247 BW.
7 Huurders met een huurcontract welke voor 1 juli 2024 is gesloten en met een huurprijs boven de liberalisatiegrens / socialehuur- of vrijesectorgrens, maar met een kwaliteit die eigenlijk onder de liberalisatiegrens / socialehuurgrens ligt, kunnen na één jaar na de inwerkingtreding van de Wet betaalbare huur een verzoek ex artikel 7:254 BW indienen om op basis van het aantal kwaliteitspunten de huurprijs en de bijbehorende sector te laten wijzigen.
8 Zie art. 7:247 BW en art. 1 Huisvestingswet 2014, waarin onzelfstandige woningen worden uitgesloten van de middensector en de vrije sector.
9 Zie ook art. 7:247a BW.
5.1.1 Maximale huurverhoging (art. 10 lid 3 Uhw)
De maximering van de huurverhoging is gelijk aan het laagste percentage van de CAO-loonontwikkeling of van de inflatie. Het percentage dat het laagste van de twee is, is daarbij leidend. Bij het laagste percentage mogen verhuurders 1% optellen.
Van 1 december 2022 tot 1 december 2023 was de inflatie lager dan de CAO-loonontwikkeling. Het maximale huurverhogingspercentage is daarmee als volgt.
Van 1 januari 2025 tot 1 januari 2026: het maximale huurverhogingspercentage wordt nog bekendgemaakt.
Van 1 januari 2024 tot 1 januari 2025:
- Maximaal huurverhogingspercentage: 5,5% (4,5% inflatie + 1%).105
Leidt toepassing van een huurverhogingsbeding tot een hogere huurverhoging dan volgens het wettelijke maximum is toegelaten, dan is de verhoging niet redelijk voor zover het boven het maximum uitkomt.106 De Huurcommissie zal dan het huurverhogingsbedrag vaststellen op het wettelijk maximum (tenzij partijen een lager percentage zijn overeengekomen in het huurcontract).
99 Art. 7:234 BW.
100 Art. 7:247 BW.
101 Stb. 2022, 152, 196.
102 Art. 7:236a BW.
103 Art. 208ec Overgangswet NBW.
104 Stb. 2022, 527.
105 Art. 10 lid 3 Uhw
5.1.2 Verhoging eenmaal per twaalf maanden
Art. 7:251 BW bepaalt dat slechts eenmaal per twaalf maanden huurverhogingen kunnen plaatsvinden. Bepalingen in huurovereenkomsten die tot gevolg hebben dat de huurprijs vaker wordt verhoogd, zijn ongeldig (nietig), tenzij het gaat om het geval van art. 7:255 BW (huur verhoging na woningverbetering) of van art. 7:252c sub b BW jo 10a Uhw (tijdelijke huurverlaging of huurbevriezing).
5.1.3 Tijdelijke huurverlaging of huurbevriezing
Een verhuurder in de vrije sector kan op schriftelijk verzoek van huurder de huurprijs van een zelfstandige huurwoning tijdelijk bevriezen of verlagen.107 Met ‘bevriezen’ wordt bedoeld: tijdelijk géén jaarlijkse huurverhoging. De huurverlaging of huurbevriezing kan gelden voor een periode van minimaal één maand tot maximaal drie jaar. Na afloop van de tijdelijke huurverlaging of huurbevriezing, mag de verhuurder de huurprijs weer op het oorspronkelijke niveau brengen (de huurprijs voorafgaand aan de tijdelijke huurkorting), eventueel vermeerderd met de in de periode van bevriezing of verlaging niet doorgevoerde huurverhogingen.108 Dit noemt men ‘inhaalhuurverhoging’. Het initiatief voor een tijdelijke huurbevriezing of huurverlaging ligt bij de huurder. Hij moet het verzoek tot huurkorting schriftelijk bij de verhuurder hebben ingediend.109 Als niet kan worden aangetoond dat de tijdelijke huurbevriezing of huurverlaging op schriftelijk verzoek van huurder is doorgevoerd, dan is het niet mogelijk om de huur naar het oorspronkelijke huurbedrag (dus voor de huurkorting) te verhogen of om de opgeschorte huurverhogingen in te halen.
Door de huurprijs weer terug te brengen naar de huurprijs zoals deze was voor de tijdelijke huurkorting (eventueel tezamen met de opgeschorte huurverhogingen), is het mogelijk dat de huurverhoging boven het maximale huurverhogingspercentage zoals genoemd in paragraaf 5.1.2 uitkomt.110 Dit is toegestaan, mits de ’verhoging’ niet meer bedraagt dan het terugbrengen van de huur naar de huurprijs voorafgaand aan de korting (eventueel vermeerderd met de opgeschorte huurverhogingen).111 Echter, als de huurprijs tot onder de op dat moment geldende huurtoeslaggrens was verlaagd, dan kan de huur na afloop van de tijdelijke huurkorting slechts tot maximaal de actuele huurtoeslaggrens worden verhoogd. Dit betekent dat indien een geliberaliseerde huurprijs (tijdelijk) wordt verlaagd tot onder de huurtoeslaggrens, deze niet meer via de inhaalhuurverhoging verhoogd kan worden tot een huurprijs daarboven. Een latere huurverhoging (die los staat van de inhaalhuurverhoging) kan wel leiden tot een huurprijs boven de dan geldende huurtoeslaggrens, mits deze huurverhoging voldoet aan de vereisten.112
Als de huurkorting langer duurt dan drie jaar, dan is de huurkorting permanent geworden. De huurprijs die geldt op het moment dat de drie jaren zijn verstreken, geldt dan als nieuwe ‘vaste’ huurprijs.
106 Art. 7:248 lid 3 BW.
107 Art. 7:248 lid 3 BW jo. art. 12a Uhw jo. art. 10a lid 2 Uhw.
108 Art. 10a lid 2 Uhw.
109 Art. 10a lid 2 Uhw.
110 Kamerstukken II, 2019–2020, 35 516, nr. 3, p. 17; Art. 10a lid 2 Uhw; Zie ook art. 7:248 lid 3 BW en art. 12a Uhw.
111 Art. 10a lid 2 Uhw.
112 Kamerstukken II, 2019–2020, 35 516, nr. 3
5.1.4 Indieningstermijn Huurcommissie (art. 7:248 lid 4 BW)
De huurder dient binnen vier maanden na de ingangsdatum van de huurverhoging (zoals opgenomen in het huurverhogingsbeding in het huurcontract) een verzoek in te dienen bij de Huurcommissie. De indieningstermijn verstrijkt aan het einde van de dag welke hetzelfde nummer heeft als de ingangsdatum van de huurverhoging, vier maanden later.113 Indien de voorgestelde ingangsdatum 1 juli is, dan verstrijkt de termijn dus aan het einde van 1 november. Aangezien de termijn meer dan drie maanden behelst, is de algemene termijnenwet niet van toepasing.114
Als het verzoek niet tijdig is ingediend, zal het verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit betekent dat de Huurcommissie geen inhoudelijk oordeel geeft over het ingediende verzoek.
5.1.5 Taak Huurcommissie
De Huurcommissie heeft als taak om bij huurwoningen in de vrije sector en bij ligplaatsen voor woonboten, uitspraak te doen over de redelijkheid van de huurverhoging die volgt uit een huurverhogingsbeding in het huurcontract.115 De huurprijsverhoging is redelijk indien de verhoging:116
I. niet hoger is dan het huurverhogingspercentage of huurverhogingsbedrag dat in de huur overeenkomst staat én
II. niet hoger is dan het wettelijk maximum.
Als een verhuurder een hogere jaarlijkse huurverhoging in rekening brengt dan het wettelijk maximum, of hoger dan het percentage of bedrag dat partijen in het huurcontract zijn overeen gekomen, dan kan de huurder binnen vier maanden na de ingangsdatum van de huurverhoging (de datum zoals opgenomen in het huurverhogingsbeding) bij de Huurcommissie een procedure starten door een verzoekschrift in te dienen. Dit kan via een formulier op de website van de Huurcommissie. De Huurcommissie zal de verhuurder in kennis stellen van het verzoek van de huurder.117
Een verhoging die boven de maximale huurverhoging uitkomt (zijnde de huurverhoging die in het contract staat, mits het niet hoger is dan het wettelijk maximum), wordt niet redelijk geacht voor zover hierdoor het maximum wordt overschreden. De huurprijs zal dan slechts worden verhoogd tot het maximaal toelaatbare bedrag. De Huurcommissie zal in dat geval oordelen dat het voorstel niet redelijk is en vervolgens uitspreken welke huurprijsverhoging zij wel redelijk acht, in welk geval zij tevens aangeeft tot welke huurprijs de huurprijsverhoging leidt.118 Tot slot vermeldt de Huurcommissie in de uitspraak de ingangsdatum van de huurprijsstijging, zijnde de uit de huurovereenkomst voortvloeiende datum.
113 HR 1 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2225, r.o. 3.4.1 t/m 3.4.4.
114 Art. 4 Atw.
115 Art. 4 lid 2 sub 0a Uhw jo 7:248 lid 4 BW; Art. 12a Uhw.
116 Kamerstukken II 2020/21, 35 488, nr. 9, p. 9.
117 Art. 7:248 lid 4 BW.
118 Art. 12a Uhw.
5.2 Huurverhogingsbeding middensector
Deze paragraaf geeft uitleg over de procedure met betrekking tot een huurverhoging op basis van een huurverhogingsbeding voor huurwoningen in de middensector. Woningen in de middensector zijn huurcontracten die op of na 1 juli 2024 (de inwerkingtreding van de Wet betaalbare huur) zijn gesloten en waarvan de huurprijs10 tussen de socialehuurgrens en de vrijesectorgrens valt. Een onzelfstandige woning kan, ongeacht de huurprijs of het aantal punten, niet als een woning in de middensector worden aangemerkt.11 Een onzelfstandige woning valt namelijk automatisch in de sociale sector.
Voor huurcontracten die zijn afgesloten op of na 1 juli 2024 en waarvan de woning qua huurprijs in de middensector valt, geldt sinds 1 juli 2024 een maximum aan de jaarlijkse huurverhoging. De maximering van de huurverhoging is gelijk aan de CAO-loonontwikkeling + 1%. Als een verhuurder een hogere jaarlijkse huurverhoging in rekening brengt dan het wettelijke maximum, of hoger dan het percentage of bedrag dat partijen in het huurcontract zijn overeengekomen, dan kan de huurder binnen vier maanden na de ingangsdatum van de huurverhoging (de datum zoals opgenomen in het huurverhogingsbeding in het huurcontract) een procedure starten bij de Huurcommissie. Huurder is verplicht om bij het indienen van het verzoek bij de Huurcommissie een kopie mee te sturen van het huurcontract. De Huurcommissie zal dan de redelijkheid van de huurverhoging toetsen en hierover een uitspraak doen. De Huurcommissie vermeldt in de uitspraak de nieuwe huurprijs en de daarbij behorende ingangsdatum.
10 Of de later verlaagde huurprijs.
11 Art. 1 Huisvestingswet 2014.
12 Zie art. 7:247 BW en art. 1 Huisvestingswet 2014, waarin onzelfstandige woningen worden uitgesloten van het midden- en hoogsegment.
13 Art. 10 lid 4 Uhw.
14 Art. 12a Uhw.
5.2.1 Maximaal huurverhogingspercentage middensector (art. 10 lid 4 Uhw)
De maximering van de huurverhoging in de middensector is per 1 juli 2024 gelijk aan de CAO-loonontwikkeling + 1%.15
Het maximale huurverhogingspercentage voor de middensector is daarmee als volgt.
Van 1 juli 2024 tot 1 juli 2025:
Maximaal huurverhogingspercentage: 6,8% (5,8% CAO-loonontwikkeling + 1%).
Leidt toepassing van een huurverhogingsbeding tot een hogere huurprijsverhoging dan volgens het wettelijke maximum is toegelaten, dan is de verhoging niet redelijk voor het gedeelte dat boven het wettelijk maximum uitkomt.16 De Huurcommissie zal dan het huurverhogingsbedrag vaststellen op het wettelijk maximum (tenzij partijen een lager percentage zijn overeengekomen in het huurcontract).17
5.2.2 Huurverhoging alleen mogelijk als dat in het huurcontract staat
Het doorvoeren van een huurverhoging in de middensector is slechts mogelijk als partijen in dat kader een huurverhogingsbeding in het huurcontract zijn overeengekomen. Een huurverhogingsbeding is een bepaling in de huurovereenkomst die contractueel de jaarlijkse huurprijsverhoging regelt. Er is dan in de huurovereenkomst opgenomen op welke wijze, op welke datum en met welk percentage (of bedrag) de kale huurprijs jaarlijks zal worden verhoogd. Als partijen geen huurverhogingsbeding in het huurcontract zijn overeengekomen, dan is een huurprijsverhoging niet mogelijk en dan is het verzoek bij de Huurcommissie niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de Huurcommissie geen inhoudelijk oordeel geeft over het ingediende verzoek.
5.2.3 Verhoging eenmaal per twaalf maanden
Art. 7:251 BW bepaalt dat slechts eenmaal per twaalf maanden huurverhogingen kunnen plaatsvinden. Bepalingen in huurovereenkomsten die tot gevolg hebben dat de huurprijs vaker wordt verhoogd, zijn ongeldig (nietig), tenzij het gaat om het geval van art. 7:255 BW (huurverhoging na woningverbetering) of van art. 10a Uhw (huurgewenning en tijdelijke huurverlaging of huurbevriezing, zie ook paragraaf 2.3 van hoofdstuk 2).
5.2.4 Indieningstermijn Huurcommissie (art. 7:248 lid 4 BW)
De huurder moet binnen vier maanden na de ingangsdatum van de huurverhoging (zoals opgenomen in het huurverhogingsbeding in het huurcontract) een verzoek indienen bij de Huurcommissie. De indieningstermijn verstrijkt aan het einde van de dag die hetzelfde dagnummer heeft als de ingangsdatum van de huurverhoging, vier maanden later.18 Indien de voorgestelde ingangsdatum 1 juli is, dan verstrijkt de termijn dus aan het einde van 1 november. Aangezien de termijn langer is dan drie maanden, is de algemene termijnenwet niet van toepassing.19 Als het verzoek niet tijdig is ingediend, zal het verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit betekent dat de Huurcommissie geen inhoudelijk oordeel geeft over het ingediende verzoek.
5.2.5 Maximale huurprijsgrens op basis van het woningwaarderingsstelsel
In tegenstelling tot woningen in de vrije sector, hebben woningen in de middensector wel een maximale huurprijsgrens. De huurprijsgrens is gebaseerd op het aantal kwaliteitspunten dat de woning heeft op basis van het woningwaarderingsstelsel. Partijen kunnen via de website van de Huurcommissie een Huurprijscheck doen om te controleren wat de huurprijsgrens voor hun woning is. Zie voor meer informatie over de maximale huurprijsgrens het beleidsboek Waarderingsstelsel voor zelfstandige woningen.
Als huurder van mening is dat een huurprijsverhoging tot gevolg heeft dat de huurprijs boven de maximale huurprijsgrens uitkomt, dan moet de huurder dit gemotiveerd onderbouwen bij de Huurcommissie. De Huurcommissie toetst namelijk niet ambtshalve (uit zichzelf) of de huurprijsverhoging boven de maximale huurprijsgrens uitkomt.
15 Art. 10 lid 4 Uhw.
16 Art. 7:248 lid 3 BW.
17 Een huurverhoging in het kader van tijdelijke huurkorting kan wel boven het percentage uitkomen. Zie hoofdstuk 2, paragraaf 2.3 van dit beleidsboek en zie art. 7:248 lid 3 BW jo 10a lid 2 Uhw.
18 HR 1 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2225, r.o. 3.4.1 t/m 3.4.4.
19 Art. 4 Atw
5.3 Huurverhogingsbeding sociale sector : Huurcommissie niet bevoegd
Een huurder in de sociale sector kan geen procedure bij de Huurcommissie starten met betrekking tot een huurverhoging op basis van een huurverhogingsbeding.119 De Huurcommissie zal dan het verzoek niet-ontvankelijk verklaren. Huurder zal zich (indien hij een uitspraak over de huurverhoging wenst) moeten wenden tot de rechtbank. Een huurder kan in dit geval wel een huurverlagingsprocedure bij de Huurcommissie starten als de huurverhoging boven de maximale huurprijsgrens uitkomt (art. 7:254 BW). Zie voor meer informatie over deze procedure en de maximale huurprijsgrens het beleidsboek Waarderingsstelsel voor (on)zelfstandige woningen.
5.3.1 Sociale sector: huurverhogingsbeding sluit werking reguliere en inkomensafhankelijke huurverhoging uit
Als partijen voor een huurwoning in de sociale sector een huurverhogingsbeding in het huurcontract zijn overeengekomen, dan bestaat er geen keuzevrijheid tussen het huurverhogingsbeding en de reguliere huurprijsverhoging: het huurverhogingsbeding sluit uit dat de verhuurder een huurverhogingsvoorstel kan doen of dat partijen op dit punt naar de Huurcommissie kunnen stappen.120 Daaruit volgt ook dat de extra huurverhoging op grond van inkomen zoals genoemd in hoofdstuk 3, niet kan worden voorgesteld indien er een huurverhogingsbeding in de huurovereenkomst is opgenomen.121
Let wel: de Huurcommissie toetst hier niet ambtshalve op. Partijen zullen hier dus zelf een beroep op moeten doen.
5.3.2 Sociale sector: Reguliere huurverhoging na eindigen van een huurverhogingsbeding
Wanneer een huurverhogingsbeding voor een bepaalde periode is overeengekomen en het huurverhogingsbeding vanaf een bepaald moment niet meer van kracht is, dan kan niet direct worden teruggevallen op de reguliere huurverhoging met de daarbij behorende mogelijkheid om naar de Huurcommissie te stappen. De verhuurder zal eerst een wachttijd van twaalf maanden in acht moeten nemen, te rekenen vanaf het moment waarop voor het laatst een verhoging op basis van het huurverhogingsbeding is doorgevoerd. De huurprijs mag immers slechts één keer per jaar worden verhoogd.122 Zie voor de uitzonderingen hierop hoofdstuk 2, paragraaf 2.2.3 punt 5.
120 Art. 7:248 lid 1 & lid 3 BW.
121 Art. 7:248 lid 1 BW; Kamerstukken II 1999/2000, 26089, 6, p. 4142; Kamerstukken II 1997/98, 26089, 3, p. 4243.
122 Kamerstukken II 1999/2000, 26089, 6, p. 42.