Huurcommissie past verzetprocedure aan naar aanleiding van uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad heeft een beslissing genomen naar aanleiding van vragen van de kantonrechter in Rotterdam. De belangrijkste uitkomsten zijn dat partijen zich direct tot de kantonrechter kunnen wenden, ook zonder eerst een verzetsprocedure te starten bij de Huurcommissie, en dat de Huurcommissie tijdens een verzetprocedure nieuwe feiten en omstandigheden moet meenemen.
De Hoge Raad heeft in haar oordeel van 19 januari 2024 bepaald dat partijen zich direct tot de kantonrechter kunnen richten na ontvangst van een voorzittersuitspraak, zonder eerst in verzet te gaan bij de Huurcommissie. Voordat de Hoge Raad uitspraak deed, was het onduidelijk of dit mogelijk was.
Daarnaast heeft de Hoge Raad verduidelijkt wat er moet gebeuren als één partij verzet aantekent bij de Huurcommissie, terwijl de andere partij een procedure start bij de kantonrechter. De uitspraak is dat, als er nog geen procedure bij de kantonrechter is gestart op het moment dat een partij tijdig verzet aantekent, er moet worden gewacht op de uitspraak van de Huurcommissie over dat verzet. Is er al een procedure bij de kantonrechter gestart? Dan kan er geen verzet meer worden aangetekend bij de Huurcommissie.
Aanpassing van de werkwijze van de Huurcommissie
De Huurcommissie heeft haar werkwijze inmiddels aangepast. Tijdens de verzetprocedure beslist de Huurcommissie of de voorzittersuitspraak in stand kan blijven. Deze beslissing neemt de Huurcommissie op basis van alle beschikbare stukken en de toelichting van huurder en verhuurder. Dit kan dus ook gaan om nieuwe informatie die voor het eerst in de verzetprocedure wordt ingebracht. Daarmee doet de Huurcommissie recht aan de uitspraak van de Hoge Raad.
Ook heeft de Huurcommissie de rechtsmiddelenclausule in de voorzittersuitspraak en de informatie op de website aangepast, zodat duidelijk is dat partijen meteen na ontvangst van een voorzittersuitspraak naar de kantonrechter kunnen gaan. Dit kan binnen een termijn van 8 weken na verzending van de voorzittersuitspraak.
Uitzonderingen voor het meewegen van nieuwe stukken
Om het beginsel van hoor en wederhoor te waarborgen kunnen beide partijen in een procedure reageren op het rapport van de onderzoekers van de Huurcommissie. De onderzoekers stellen dit rapport op na een onderzoek in de woonruimte en nadat de benodigde informatie en bewijsstukken zijn verzameld van zowel huurder als verhuurder.
Huurder en verhuurder krijgen een termijn om stukken aan te leveren. Als de gevraagde stukken te laat zijn (buiten de gestelde termijn) en het rapport al klaar is, dan kan het zijn dat nieuwe informatie niet wordt meegenomen in de beoordeling. Dit gebeurt als degene die de uitspraak opstelt de nieuwe stukken niet zelf kan beoordelen zonder de hulp van een onderzoeker.
Met andere woorden: het onderzoeksrapport wordt in een dergelijk geval niet aangepast naar aanleiding van te laat ingediende stukken. Dit zou namelijk de tijdige behandeling van de zaak bemoeilijken en niet in lijn zijn met het beginsel van hoor en wederhoor.
Tijdig indienen van stukken blijft belangrijk
De Huurcommissie verwacht van huurders en verhuurders dat zij stukken binnen de gestelde termijnen aanleveren. Alleen dan is het zeker dat de Huurcommissie die kan meenemen in het oordeel. De Huurcommissie vermeldt deze termijnen in de correspondentie die huurder en verhuurder per post of per e-mail ontvangen.
Visie van de Huurcommissie op de uitspraak van de Hoge Raad
De Huurcommissie verwelkomt de uitspraak van de Hoge Raad. Door een volledige herbeoordeling in de verzetprocedure kan de Huurcommissie rekening houden met de (nieuwe) werkelijke situatie waarin huurder en verhuurder zich bevinden. Het biedt de Huurcommissie dus de mogelijkheid om nieuwe informatie in overweging te nemen tijdens de behandeling van het verzet. Dit versterkt de kwaliteit van de uitspraken, draagt bij aan een effectieve en efficiënte afhandeling van geschillen en bevordert uiteindelijk de tevredenheid van huurders en verhuurders.
Ook verwelkomt de Huurcommissie het feit dat de Hoge Raad heeft verhelderd dat huurders en verhuurders meteen naar de kantonrechter kunnen stappen nadat er een voorzittersuitspraak is gedaan, zelfs als ze geen verzetprocedure hebben gevolgd. Hierdoor hebben huurders en verhuurders meer zekerheid over de ontvankelijkheid van hun zaak bij de kantonrechter.