Evaluatierapport: voorzittersuitspraak is doeltreffend middel
Op 12 juli is het eindrapport Evaluatie inzet voorzittersuitspraak met een reactie van het bestuur van de Huurcommissie aangeboden aan de Tweede Kamer. Sinds najaar 2020 maakt de Huurcommissie intensiever gebruik van voorzittersuitspraken om geschillen tussen huurders en verhuurders te beslechten. De inzet hiervan is nu in opdracht van de Huurcommissie geëvalueerd. De belangrijkste uitkomst is dat de voorzittersuitspraak een doelmatig en doeltreffend middel is om geschillen tijdig te kunnen beslechten.
Als over de uitkomst van een geschil tussen een huurder en een verhuurder geen twijfel bestaat, is de voorzitter van het bestuur van de Huurcommissie volgens de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (artikel 20 lid 1 Uhw) verplicht uitspraak te doen in de vorm van een voorzittersuitspraak. Hierbij formuleert de voorzitter van het bestuur de uitspraak. Deze werkwijze hanteert de Huurcommissie naast de uitspraak door een zittingscommissie. Bij een commissiezitting zijn de commissievoorzitter en twee zittingsleden aanwezig: een uit huurders- en een uit verhuurderskringen.
Omdat de Huurcommissie voorzittersuitspraken sinds 2020 intensiever is gaan inzetten, was er behoefte aan een evaluatie. Die is in opdracht van de Huurcommissie door onderzoeksbureau Andersson Elffers Felix uitgevoerd Op 12 juli is het rapport, samen met een reactie van het bestuur van de Huurcommissie met een Kamerbrief aangeboden aan de Tweede Kamer.
Doeltreffend, doelmatig en tijdig
Het bestuur van de Huurcommissie vindt het belangrijk dat een onafhankelijk onderzoeksbureau naar de inzet van voorzittersuitspraken heeft gekeken. De onderzoekers constateren dat de voorzittersuitspraak een doeltreffend en doelmatig middel is om veel geschillen tussen huurders en verhuurders tijdig te beslechten, dit met inachtname van kwaliteit, rechtsbescherming, procedurele rechtvaardigheid en toegankelijkheid. De voorzittersuitspraak heeft, zo concluderen de onderzoekers, een positief effect op de ervaren doorlooptijden en kwaliteit van dienstverlening.
Zorgen erkend
Het rapport biedt ook handvatten om werkwijze en inzet van de voorzittersuitspraak verder te verbeteren. De onderzoekers wijzen op zorgen die blijven bestaan over de risico’s van grootschalige toepassing van de voorzittersuitspraak voor de toegankelijkheid, laagdrempeligheid en rechtsbescherming van met name huurders. Het bestuur van de Huurcommissie herkent en erkent deze zorgen en neemt die uiterst serieus.
Voortgang in 2023
Een van de aanbevelingen uit het rapport is om de criteria op basis waarvan de Huurcommissie bepaalt of een zaak kennelijk is en zich dus leent voor een voorzittersuitspraak, steeds te blijven doorontwikkelen. De Huurcommissie doet dit onder meer door te leren van verzetten of uitspraken van de kantonrechter en past waar nodig het beleid aan. Andere aanbevelingen zijn onder meer om te blijven reflecteren op de vraag hoe huurder en verhuurder het best worden geholpen en goed te monitoren of partijen zich gehoord voelen. “De Huurcommissie heeft inmiddels al stappen gezet in het opvolgen van de aanbevelingen, maar we zijn er nog niet”, vertelt Asje van Dijk, bestuursvoorzitter van de Huurcommissie. “We zien ernaar uit om eind 2023 te berichten over de voortgang, ondernomen acties en geboekte resultaten.”